Indeling van Molen De Sterrenberg

Aan de noord en zuidkant bevinden zich twee grote deuren de zogenaamde baanders. In elk van deze is toegangsdeur aangebracht. Deze baanders waren nodig om de boeren de gelegenheid te geven om met paard en wagen in en uit de molen te rijden.

Begane grond

Deze is bestraat met twee soorten stenen. Het middenpad bestaat uit een zacht soort steen, terwijl de stenen aan weerszijden van dit pad bestaan uit harde klinkers(waalmodellen). Wanneer vroeger een boer met paard en wagen naar de molen kwam om graan te laten malen gingen zowel paard en wagen de molen in om het graan naar de steenzolder te luien(takelen),op deze zolder bevinden zich de maalstenen.Tijdens deze werkzaamheden moest het paard wachten en uit verveling gaat het dan met de voorbenen strijken of klauwen. Om de toen meestal onbeschermde hoeven van het paard niet te beschadigen gebruikte men een zachte steen. De houten wagenwielen waren voorzien van ijzeren hoepels. De wielen stonden op de harde klinkers aan weerszijden van het pad. Vanaf de begane grond gaan we de trap op naar de eerste zolder. Deze zolder wordt de meelzolder genoemd omdat tijdens het malen het meel hier inzakken wordt opgevangen en verder verwerkt wordt. Op deze zolder bevinden zich verder de “buil” waarmee bloem wordt gebuild. Ook het winkeltje met een groot assortiment aan meelproducten treffen wij hier aan.

De steenzolder

We gaan een trap hoger en komen op de steenzolder. De korenmolen “Sterrenberg” is uitgerust met twee koppels maalstenen. Een koppel kunststenen en een koppel natuurstenen (zogenaamde Duitse blauwstenen). Deze stenen zijn gehouwen uit lava steen. Verder bevinden zich op deze zolder een verplaatsbare steenkraan en kaapstander om de steenspil te lichten.omdat deze zolder op gelijke hoogte ligt als de stelling wordt deze ook wel stellingzolder genoemd.Na nog drie trappen en twee overloop bordessen te hebben genomen komen we in de kap van de molen. Wat daar direct opvalt is de zwaar doorboorde houten as met insteek hals en insteekpen. Het bovenwiel is uigevoerd met spouw of dubbele kruisarmen. Omdat bij een molen met zelfkruiing het onderste end (wiek) niet aan de roeketting kan worden gelegd wordt dat opgevangen doot twee stormstutten in het bovenwiel te plaatsen. Rondkijkend in de kap zien we een drietal kontakten die fungeren als bliksemafleiders. Door aan de achterkant (achterkevelens) van de kap naar buiten te stappen komen we op een bordes waar wij de tandwielen constructie en de windroos van de zelfkruiing kunnen zien. Zo ook de bazaan, tandheugel en zwichtstang van de zelfzwichting. Vanaf het bordes kijken wij naar boven waar we midden op de kap de centrale mast van de bliksemafleider kunnen zien. Verder genieten we nog van het mooie vergezicht bij helder weer.

F.A.Q.

Klik op de afbeelding voor een vergroting